Hoe werkt de vertegenwoordiging bij de NV en BV?
De vertegenwoordigingsbevoegdheid bij een BV/NV berust bij (één van) de bestuurders. Er zijn drie bijzonderheden te onderscheiden in art. 2:130/240 lid 3 BW.
De bevoegdheidalle mogelijkerechtshandelingen te verrichten namens de rechtspersoon noemt men ook welvolledige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Het bestuur heeft in beginsel volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid.
Deze vertegenwoordigingsbevoegdheid mag alleen beperkt worden, indien hiervoor een grondslag in de wet te vinden is.
Alleen de vennootschap kan tegenover derden een beroep doen op zo'n wettelijke uitzondering.
In het arrest Sluis (HR 09-07-1990, NJ 1191/51) ging de Hoge Raad in op de reikwijdte van niet uit de wet voortvloeiende beperkingen en voorwaarden. In dit arrest was de rechtsvraag of een bestuurder in een juridische procedure een verweerschrift mocht indienen namens de vennootschap, terwijl de medebestuurder dit niet wilde doen en er een afspraak bestond dat hieraan een bestuursbesluit ten grondslag moest liggen. De Hoge Raad gaf aan dat het handelen van de bestuurder die een verweerschrift wilde indienen gewoon een geldige rechtshandeling is, ook al is deze in strijd met de statuten. In het arrest Bibolini (HR 17-12-1982, NJ 1983/480) overwoog de Hoge Raad dat het in beginsel niet relevant is of diegene op de hoogte was van de interne bevoegdheidsbeperking. Het is wel volgens de Hoge Raad mogelijk dat dit strijd met de goede trouw kan opleveren als degene toch handelt met de wederpartij, terwijl men wel op de hoogte was van de bevoegdheidsbeperking. Het is mogelijk dat als een beperking van de vertegenwoordigingsbevoegdheid is opgenomen in de statuten en de bestuurder niet handelt overeenkomstig deze beperking, de bevoegdheidsbeperking niet kan worden tegengeworpen aan de derde. De bestuurder kan wel aansprakelijk worden gesteld op grond van art. 2:9 BW wegens het overtreden van interne afspraken binnen de vennootschap.
Een uitzondering op de uitzondering zijn de onderstaande artikelen:
Art. 2:107a en 2:164/274 lid 2 BW bepalen dat bepaalde besluiten van het bestuur goedgekeurd moeten worden door de aandeelhoudersvergadering/raad van commissarissen. Ondanks dat deze uitzonderingen in de wet genoemd zijn, gelden ze toch niet als wettelijke uitzonderingen. Dit betekent dat de vennootschap zich hier niet op kan beroepen tegenover een derde. De HR heeft in de AMRO Holding-beschikking bepaald, dat het in strijd handelen met art. 2:107aleidt tot een gebrek in de besluitvorming, maar dat dit gelet op de belangen van derden geen gevolgen heeft voor de rechtsgeldigheid van de transactie.
Als derde en laatste uitzondering kanalleen de vennootschap tegenover derden een beroep doen op zo’n wettelijke uitzondering.Zolang de vennootschap dat niet doet, is hij verplicht om na te komen. Hij kan er wel onderuit komen als hij zich erop beroept, de wederpartij kan dat niet, vanwege de eenzijdige gebondenheid van de wederpartij. De wederpartij kan bekrachtiging eisen binnen een bepaalde termijn. Als dat niet gebeurt, dan is de wederpartij niet meer gebonden.
Wanneer is er sprake van tegenstrijdig belang?
Art. 2:146/256 BW, die betrekking hadden op het tegenstrijdig belang, is per 1 januari 2013 ingeruild voor art. 2:129/239 lid 6 BW. Het is sinds 1 januari 2013 mogelijk om in de statuten te vermelden dat bij een tegenstrijdig belang de betreffende bestuurders de BV of NV niet mogen vertegenwoordigen. Uitgangspunt van het wettelijk begrip volgt uit het arrest Bruil (HR 29-07-2007, NJ 2007/420). Ingeval van een tegenstrijdig belang, doet zich een conflict voor tussen een persoonlijk belang van de bestuurder en het vennootschappelijk belang dat de bestuurder dient te behartigen. Standaardvoorbeeld van een tegenstrijdig belang is het geval dat een bestuurder van de BV/NV in privé een auto koopt van de BV/NV. Dit is eendirect belang. De bestuurder(s) is (zijn) dan niet bevoegd de BV/NV te vertegenwoordigen bij deze transactie en de vennootschap is dan niet gebonden aan de door hem verrichte transactie. Het maakt niet uit of er werkelijk een benadeling heeft plaatsgevonden. Er is sprake vanindirect tegenstrijdig belangals er een transactie gedaan wordt met bijvoorbeeld een kind of echtgeno(o)t(e) is van de vennoot.
Er is sprake van eenkwalitatief tegenstrijdig belangals er een overeenkomst gesloten wordt tussen twee vennootschappen en de vennoot is bestuurder van beide vennootschappen. Echter, het BW eist in art. 2:239 BW nauwepersoonlijkebetrokkenheid, en dat is hier niet aan de orde. De overeenkomst kan achteraf daarom niet vernietigd worden, en wordt er niet snel tegenstrijdig belang aangenomen. Uit het arrest Bruil volgt dat het van de feiten en omstandigheden van het concrete geval afhangt of er daadwerkelijk sprake is van een tegenstrijdig belang.
Hoe wordt er vertegenwoordigd bij besluiten?
Wanneer een vertegenwoordiging plaatsvindt bij besluit, is het besluit tevens de vertegenwoordigingshandeling. We spreken van een direct extern werkend besluit, zoals bijvoorbeeld de benoeming van een bestuurder door de aandeelhoudersvergadering op grond van. art. 2:132/242 BW, ook de aanvaarding van een aanbod door het bestuur valt hieronder. Derdenbeschermingsbepalingen met betrekking tot een nietig/vernietigd besluit staan in art. 2:16 lid 2 BW. Als de wederpartij te goeder trouw is kan hierop geen beroep worden gedaan. Het besluit tot benoeming van een bestuurder/commissaris kan altijd aan de benoemde worden tegengeworpen, zie de laatste zin van art. 2:16 lid 2 BW. Indien de benoemde het gebrek in het besluit niet kende/behoorde te kennen heeft hij wel recht op schadevergoeding. Er is ook een indirect extern werkend besluit. Dan is het besluit een vereiste voor de geldigheid van een andere rechtshandeling.
Hoe werkt de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij de stichting, vereniging en coöperatie?
Ook bij eenvereniging,stichtingof eencoöperatieis het bestuur vertegenwoordigingsbevoegd. In beginsel is slechts het volledige bestuur tezamen vertegenwoordigingsbevoegd. In de statuten kan bepaald worden dat deze vertegenwoordigingsbevoegdheid tevens aan een of meer bestuurders afzonderlijk toekomt. Zie 2:45 lid 2 BW voor de vereniging, art. 2:53a BW jo 2:45 lid 2 BW voor de coöperatie en 2:292 lid 2 BW voor de stichting. Indien daarvoor gekozen wordt, dan kan op grond art. 2:45 jo. 2:292 BW slechts bepaald worden dat deze bestuurdervolledige vertegenwoordigingsbevoegdheidheeft. Dit is een verschil met de NV/ BV waar de vertegenwoordigingsbevoegdheid op grond van de wet wordt toegekend. Indien in de statuten van een vereniging met twee bestuurders geen vertegenwoordigingsbevoegdheid is verleend aan een individuele bestuurder, dan is de vereniging niet gebonden aan een transactie gesloten door die individuele bestuurder.
Het effect van een niet wettelijke vertegenwoordigingsbevoegdheid aan een individuele bestuurder van een vereniging of stichting is dat de bestuurder van een vereniging of stichting minder zelfstandig kan optreden dan die van een NV/BV. Omdat er slechts sprake is van volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid, kan de onbevoegdheid niet worden tegengeworpen aan een derde. Het leidt echter wel op grond van art. 2:9 BW tot aansprakelijkheid van de vennoot jegens de vereniging. Er zijn enkele wettelijke beperkingen toegestaan. Zie hiervoor art. 2:44 lid 2 en art. 2:291 lid 2 BW. Deze gelden slechts voor verenigingen en stichtingen, niet voor coöperaties. Zie hiervoor art 2:53a BW. Bij coöperaties zou deze regel veel te vertragend werken.
Hoe werkt de vertegenwoordigingsbevoegdheid bij de vof, cv en maatschap?
Voor de maatschap geldt dat een vennoot alleen vertegenwoordigingsbevoegd is wanneer hij van zijn overige vennoten een volmacht heeft gekregen om namens de maatschap te mogen handelen. Dit staat allemaal weergegeven in art.7A:1679 BW en art. 7A:1681 BW. Volmacht staat geregeld in art. 3:60 e.v. BW.
Bij de vof heeft elke vennoot op grond van art. 17 K in beginsel volledige vertegenwoordigingsbevoegdheid. Ditzelfde geldt ook voor de beherende vennoot. Echter bestaat er bij de vof en de cv een veel ruimere vrijheid om uitzonderingen aan te brengen dan bij de BV en de NV, omdat rechtspersoonlijkheid in dit geval niet van belang is. Ze zijn hierdoor niet gebonden aan allerlei wettelijke voorschriften. Als de vennoten zijn afgeweken van de hoofdregel en als deze beperkingen in het handelsregister zijn ingeschreven, werken ze ook ten opzichte van derden op grond van art. 25 Hrgw 2007.
De vertegenwoordigingsbevoegdheid van vennoten van een maatschap, vof of cv moet niet worden verward met de in hoofdstuk 5.7 besproken beheersbevoegdheid. De vennoten zijn in beginsel beheersbevoegd, ook al zijn ze niet vertegenwoordigingsbevoegd. De beheersbevoegdheid houdt in dat de vennoot een rechtshandeling in eigen naam, maar voor rekening van de gezamenlijke vennoten kan verrichten.
Er zijn nog twee bijzonderheden te noemen bij de personenvennootschappen. De eerste bijzonderheid is, dat wanneer een vennoot van een maatschap, vof of cv onbevoegd vertegenwoordigt, de vennootschap zelf niet gebonden is, in tegenstelling tot de vennoot zelf. Dit staat in art. 7A:1681 BW weergegeven. Dit is een afwijkende regel ten opzichte van wat er in het algemeen geldt bij onbevoegde vertegenwoordiging. Wanneer een vennoot onbevoegd vertegenwoordigt, hoeft de onbevoegde vertegenwoordiger alleen een schadevergoeding te betalen en verder is de onbevoegde vennoot niet gebonden aan de overeenkomst. De grondslag hiervoor is te vinden in art. 3:70 BW. De tweede bijzonderheid is ook te vinden in art. 7A:1681 BW. Deze tweede bijzonderheid houdt in, dat ondanks de onbevoegde vertegenwoordiging bij een maatschap, vof of cv de vennoot toch gebonden is aan de transactie als deze de vennootschap voordeel heeft opgeleverd. Deze regel is afwezig bij de NV, BV en de vereniging & stichting.
Wat is de problematiek van doeloverschrijding?
Op grond van de wet dient iedere rechtspersoon in zijn statuten een omschrijving van zijn doel te geven.
NV: art. 2:66 lid 1 BW
BV art. 2:177 lid 1 BW
vereniging: art. 2:27 lid 4 onder b BW
coöperatie: art. 2:53a jo. 2:27 lid 4 onder b BW
stichting: art. 2:286 lid 4 onder b BW.
Een rechtspersoon moet zijn doel in de statuten omschrijven. Dit doel is een omschrijving van zijn werkterrein. De rechtspersoon mag niet handelen buiten dit doel. Dit wordt ook wel deultra vires – leergenoemd.. Een rechtshandeling die in strijd met dit doel verricht is, is in beginsel toch geldig volgens art. 2:7 BW. De rechtspersoon kan de rechtshandeling wel vernietigen, mits de wederpartij wist of zonder eigen onderzoekmoest wetendat er in strijd met het doel van de rechtspersoon gehandeld werd.
De wederpartij heeft hierbij overigens géén onderzoeksplicht. Op de vernietiging van art. 2:7 BW zijn de art. 3:49-53 BW van toepassing.
Hoe is de situatie ingeval er sprake is van een onrechtmatige daad?
Een rechtspersoon kan geen schuld (niet de vermogensrechtelijke vorm) hebben, alleen natuurlijke personen zijn in staat schuld te hebben in verband met een vorm van bewustzijn. Het is echter mogelijk dat de onrechtmatige daad van een natuurlijk persoon voor rekening komt van de rechtspersoon, als het de rechtspersoon kan wordentoegerekend (art. 6:162 BW).
De Hoge Raad heeft in hetKleuterschool Babbel- arrest(HR 6 april 1979, NJ 1980, 34) bepaald, dat gedragingen van iemand die in de sfeer van een rechtspersoon handelt een onrechtmatige daad van de rechtspersoon kan opleveren,indien zij in het maatschappelijke verkeer als gedragingen van de rechtspersoon kunnen worden beschouwd.
Hetzelfde geldt voor een openbare vennootschap, als het handelen van de vennoot in het maatschappelijke verkeer als gedraging van de openbare vennootschap kan worden beschouwd. Als de onrechtmatige gedraging aan de onderneming kan worden toegerekend, moet de onderneming de benadeelde schadeloosstellen.
Stampvragen
Welk orgaan van de NV/BV is vertegenwoordigingsbevoegd? Noem een voorbeeld van een wettelijke beperking op deze bevoegdheid.
Wat heeft de Hoge Raad in HR Bibolini bepaald?
Wanneer is er sprake van een tegenstrijdig belang en wat zijn de eventuele gevolgen? Betrek in uw antwoord de relevante wetsartikelen en jurisprudentie.
Wat is het verschil tussen een direct extern werkend besluit en een indirect extern werkend besluit?
Hoe is de vertegenwoordigingsbevoegd geregeld bij de maatschap, stichting, coöperatie, vof en cv?
Wat zijn de gevolgen van het door de rechtspersoon verrichten van rechtshandelingen in strijd met hun statutaire doelomschrijving?
Kan een rechtspersoon aansprakelijk worden gesteld voor onrechtmatige gedragingen van bijvoorbeeld een bestuurder en waaruit blijkt dit?